Uit de recensies van Ondermijnd: "Spanning van eigen bodem", "Geloofwaardige thriller", "Realistisch en spannend"

 

Coco Queen

 

Ze zet het flesje water aan haar mond en drinkt het in een keer leeg. Het is bijzonder warm vandaag en ze is blij dat het nu snel donker wordt. Een vliegtuig hoog boven aan de schemerige lucht is nog net zichtbaar. Zou het een KLM vlucht zijn? Onwillekeurig overvalt haar een gevoel van opluchting. Nog steeds. Zou dat gevoel ooit verdwijnen? Tevreden richt ze haar blik op de blauwgroene zee die zich eindeloos voor haar uitstrekt, twee longtail boten rustig dobberend in de bijna onzichtbare branding. Wat houdt ze van dit eiland. Even blijft ze roerloos zitten, genietend van het moment, maar dan pakt ze haar telefoon uit haar zak en ziet dat de pauze er weer op zit.  

 

            Excuse me miss? Can we order another drink?’

            I’ll be right with you!’

Ze haast zich met een stapel vuile borden naar de keuken. Carolyne is bezig met een grote pan rijstnoedels. De geur in de krappe keuken is doordringend en doet haar maag rommelen. Nog een uurtje buffelen en dan mag ze aanvallen op de zoveelste pad thai. Ze pakt de borden die Carolyne al had klaargezet en brengt ze naar buiten. Nadat ze de gasten een smakelijke maaltijd heeft gewenst ploegt ze door het mulle zand naar de man die om een drankje riep.

 

Met een diepe zucht ploft ze neer aan een lange tafel aan de zijkant van de strandtent. De stamtafel voor het personeel. En na een grote slok kokoswater valt ze aan op de Thaise specialiteit van Carolyne.

            ‘Excuse me, I am looking for the bathroom.’

Verstoord kijkt Ingrid op.

Een blank meisje met donker haar kijkt haar vriendelijk aan. Een Nederlands accent.

            ‘Precies aan de andere kant.’ Ietwat overbodig wijst ze naar de strandtent.

            ‘Dank je. Ook Nederlands dus.’

Ze knikt en neemt weer een hap.

            ‘Werk je hier al lang?’

Ze knikt opnieuw en slikt de hap door.

            ‘Half jaar. En jij? Vakantie aan het vieren?’

            ‘Aan het reizen. Heb net een tijd in Bangkok gezeten. Lekker om even hier te zijn. Bangkok is tof maar erg goor.’

Het meisje gaat ongevraagd tegenover haar zitten en steekt haar hand uit.

            ‘Betty.’

            ‘Ingrid. Maar iedereen noemt me hier Inkie’.

Betty haalt een pakje sigaretten uit het tasje dat ze om heeft.

            ‘Bezwaar?’

Ingrid schudt haar hoofd en kijkt toe hoe haar tafelgenoot een sigaret opsteekt. De vlam licht Betty’s gezicht op. Ze heeft lichtblauwe ogen constateert Ingrid. Pittige tante. Zij zou zichzelf nooit zo opdringen, maar ergens is ze wel gecharmeerd door haar doortastende landgenoot.       ‘Do you want a beer Inkie? Oh, you have company.’

            ‘Hi Steph, this is Betty, also from Holland. I have just met her. Betty, meet Stephanie, owner of Coco Queen.’

            ‘So you’re the queen herself,’ zegt Betty terwijl ze haar hand opsteekt.

            ‘Something like that,’ mompelt Stephanie, terwijl ze een flesje bier voor Ingrid op tafel zet. ‘See ya.’ En weg is ze.

            ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’

            ‘Nee joh. Ze heeft vast weer strijd met haar zus die in de keuken staat over wie de baas is in de tent. Gezeur om niks.’

            ‘Gelukkig, want ik wilde eigenlijk gaan vragen of ik hier ook kan werken.’

 

~

 

Ingrid staart naar het donkere kabbelende water. Normaalgesproken is dit haar favoriete moment van de dag. Na de avonddienst in haar eentje mijmerend met een biertje in het klamme zandstrand. Maar vanavond heeft ze gezelschap.

            ‘Wat een toffe tent en wat een fijne mensen. Ik vond het helemaal te gek. Nogmaals duizendmaal dank dat je een goed woordje voor me hebt gedaan bij de zussen.’

Ingrid neemt een slok.

            ‘Ja joh, prima. We konden ook wel wat extra handen gebruiken. Het is vooral ’s avonds altijd enorm druk.’

            ‘Ja dat heb ik gemerkt.’

Even blijft het stil.

            ‘Jij bent niet zo’n prater hè? Geeft niet hoor. En zeg het maar gewoon als ik mijn mond moet houden.’

Ingrid haalt haar schouders op.

            ‘Laten we zeggen dat ik niet voor niets weg ben uit Nederland. En dat de rust op momenten als dit me goed doet.’

            ‘Ja, dat snap ik. Eerlijk gezegd ben ik ook niet zomaar vertrokken uit Bangkok. Het was een giftige relatie, foute boel. Dus ik ben eigenlijk gevlucht.’

Betty neemt een grote slok en gaat dan op haar rug liggen. Starend naar de sterrenhemel zegt ze:

            ‘Wat is het heerlijk hier. Waarom de hele wereld er niet zo uitziet, is mij een raadsel.’

Grinnikend laat Ingrid zich ook achterover zakken.

‘Daar liggen we dan. Twee Hollandse mutsen on the run.’

Fronsend bedenkt Ingrid dat zij eigenlijk niet echt op de vlucht is. In elk geval niet in de zin dat ze niet terug kan. Maar in elk geval wíl ze voorlopig niet terug.

‘Zeg Inkie, misschien een brutale vraag, maar weet jij misschien hoe ik aan woonruimte kan komen? Ik zit nu in een hostel maar ik moet daar binnenkort weg.’

 

~

 

Terwijl ze een flesje water in haar tas stopt, wordt er op haar deur geklopt.

            ‘Ik ben het Ing!’

Als ze de deur voor Betty opendoet, stormt die meteen naar binnen.

            ‘Ook goedemorgen,’ zegt Ingrid droog.

            ‘Super dat ik mijn tas bij je mag droppen. Ik heb echt zo’n zin in vandaag. Jij?’

Ingrid pakt glimlachend de rugzak aan en zet hem onderin haar kledingkast.

            ‘Ja, ik ook. Zullen we dan maar?’

Even later rijden ze achter elkaar over de 4171 naar het westen, de wind als een warme föhn vol in het gezicht. Ingrid geniet. Ze heeft al vaker ritjes gemaakt met haar scooter over het eiland, maar vooral om op zoek te gaan naar rustige baaitjes. Sightseeing is er nog niet echt van gekomen. Ze passeren kleine restaurantjes, supermarkten en lage huizen met daken van golfplaat, afgewisseld met tempels en Boeddhabeelden en heel veel palmbomen. En zoals overal op het eiland en in heel Thailand weet Ingrid, hangen overal de eeuwige elektriciteitskabels, rijen dik. 

Ze kijkt over haar schouder en krijgt een opgestoken duim van Betty. Volgens Google Maps moeten ze over een halve kilometer naar rechts en dan zijn ze op plaats van bestemming, het tempelcomplex Wat Plai Leam. 

Terwijl ze de zoveelste massagesalon passeren komt er links van hen uit een zijstraat opeens met grote snelheid een zwarte pick-up aanrijden. Ingrid verwacht dat hij remt, zij rijden immers op de hoofdweg en komen van rechts. Maar dan beseft ze dat hij gewoon doorrijdt, op hen af. Voor zover de geparkeerde auto’s en tuk-tuks aan de kant van de weg het toelaten stuurt ze naar rechts terwijl ze zo hard mogelijk remt en op het laatste moment gooit de bestuurder het stuur om en draait naar links. Met een grote stofwolk achter zich aan draait de auto de 4171 op en verdwijnt in de verte. Hijgend staat ze stil en kijkt dan om.

            ‘Godsamme wat een bosmongool!’ Betty staat achter haar met een bloedende elleboog en vist een zakdoekje uit haar tas waarmee ze begint te deppen.

            ‘Het leek wel opzet. Wat een hufter. Wil je wat water om het schoon te spoelen?’ Ingrid zet haar scooter op de standaard en loopt naar Betty.

            ‘Thanks. Nou ja, ze rijden hier wel vaker als idioot. Nog mazzel dat ik alleen die tuk-tuk schampte. Ik knalde er bijna tegenaan.’ Betty pakt het waterflesje aan het giet wat water over de wond. Met een nieuw zakdoekje dept ze haar elleboog droog. ‘Kom, we gaan die gast niet onze dag laten verpesten. Ik wil tempels zien!’

 

~

 

Het is inmiddels helemaal bewolkt en de luchtvochtigheid is maximaal. Ze zitten op grijze loungekussens op een terras dat grenst aan de zee. Het warme briesje dat af en toe zachtjes voorbijkomt is warm maar aangenaam.

            ‘Oké, Ing, wat was jouw favoriet, het tempelcomplex waar we eerst waren of dat grote Boeddhabeeld in zee?’ Ze neemt een slok van haar Singha bier.

            ‘Ik heb geen favoriet. Ik vind alle tempels en Boeddhabeelden hier even fantastisch. Ik word er rustig van.’

Betty glimlacht.

            ‘Ja, dat snap ik. Ik hoop dat dat voor mij ook gaat werken.’ Ze haalt een pakje sigaretten uit haar tasje en steekt er een op.

            ‘Het duurde voor mij ook een tijd. Ik voel me nu eindelijk weer een beetje relaxed, maar toen ik hier aankwam was ik een wrak. Klotetijd achter de rug.’

            ‘Een kerel?’

Ingrid zucht.

            ‘Ja, maar niet zoals jij bedoelt. Mijn beste vriend en collega bij KLM. Ging voor het grote geld. Hij heeft gegokt en verloren. Vermoord en het kostte mij ook bijna mijn leven.’ Ze neemt een grote slok van haar bier. ‘Mag ik er ook een?’

Betty geeft haar een sigaret en een vuurtje.

            ‘Jezus Ing. Dat is heftig.’

Ingrid knikt en inhaleert diep. Langzaam blaast ze de rook uit.

Even staren ze zwijgend naar de zacht kabbelende golven. De duisternis valt langzaam in en op het terras gaan overal kleine lampjes aan.

            ‘Die vriend van mij in Bangkok is eigenlijk hetzelfde verhaal. Zit in de yaba. Dik verdienen maar die idioot neemt die pillen zelf ook. Helemaal gek in zijn hoofd. Ik zag het niet meer zitten.’

            ‘Snap ik. Ik wil er ook niets mee te maken hebben, die hele drugshandel.’

 

~

 

Behoedzaam, omdat straatverlichting een zeldzaamheid is op het eiland, rijdt Ingrid met Betty achterop naar het hostel waar zij nog steeds verblijft. Ze hebben de huurscooter net ingeleverd en voor haar is het maar een klein stukje om haar nieuwe vriendin thuis te brengen. Ze baalt dat het nog niet gelukt is om andere woonruimte voor haar te vinden. Het minste dat ze kan doen is haar waardevolle spullen voor haar bewaren. In hostels word je bestolen waar je bij staat. Dat weet ze helaas uit ervaring.

Op het grindpad voor het hostel laat ze haar afstappen en na een afscheidsknuffel loopt Betty naar de ingang waarvoor pontificaal een grote witte auto staat geparkeerd. Terwijl Ingrid wegrijdt, draait ze zich een laatste keer om om te zwaaien en ziet nog net dat iemand Betty de auto intrekt. Meteen daarna trekt hij op en schiet langs haar heen over het grindpad de doorgaande weg op.


 

~

 

            ‘These things happen, Inkie. Just be careful that they will not come for you too!’

Zou Carolyne gelijk hebben? Voorzichtig slaat ze af en rijdt het straatje naar haar appartement in. Betty is nu al bijna een dag weg. Wat moet ze in godsnaam doen? Die politieman lachte haar nog net niet uit. Maar wat een eikel. Backpackers komen en gaan, daar maken ze zich niet druk om. Dat ze een auto werd ingesleurd, maakt kennelijk niets uit. Aan de andere kant, wat weet ze nou eigenlijk van Betty, behalve dat ze oorspronkelijk uit Rotterdam komt en een tijd in Bangkok heeft gewoond met haar ‘crazy’ ex-vriend?

            Het is rustig in het straatje. Ze is bijna bij haar gebouw als ze een grote zwarte pick-up spot die slordig voor de hoofdingang staat geparkeerd. Die auto heeft ze daar nog nooit gezien, maar met een schok beseft ze dat ze door precies zo’n auto op een haar na werden aangereden. In een reflex zet ze de scooter uit en parkeert hem naast het gebouw links van het hare. Behoedzaam loopt ze naar de pick-up en maakt een foto van het kenteken. Ze werpt een blik naar binnen, maar kan nauwelijks iets zien. Ze loopt om de auto heen en net als ze een grote sticker op de bumper ontdekt, gaat de voordeur van haar gebouw open. Kut! Ze duikt achter de auto. Ze hoort zacht gepraat en voetstappen die snel dichterbij komen. De deuren worden geopend en kort daarna dichtgeslagen. Ineengekrompen wacht ze tot de auto is weggereden. Dankbaar voor de zwakke verlichting in de straat die ze normaal zo vervloekt, staat ze behoedzaam op en loopt naar het gebouw. Een maal binnen haast ze zich naar haar appartementje waar haar vrees terecht blijkt. De voordeur staat op een kier. Het is duidelijk dat haar appartement is doorzocht, de puinhoop is enorm. Instinctief loopt ze als eerste naar haar kledingkast en constateert meteen dat Betty’s tas weg is.

 

~

 

            “Beachclub De Ja Voo in Koh Samui”. Ze typt het zorgvuldig op haar iPad en hoopt vurig dat ze de sticker goed heeft gelezen. De eerste hit lijkt meteen een schot in de roos. Een beachclub hier niet eens zo ver vandaan, met een voodoo poppetje in het logo dat ze meent te herkennen van de afbeelding op de auto. En hoewel ze zichzelf enige tijd geleden heeft beloofd zich nergens meer impulsief in te storten, pakt ze toch haar helm en sluit de deur achter zich.

  

De Ja Voo blijkt een enorme tent met een dito parkeerterrein dat helemaal volstaat met auto’s en brommers. Met enige moeite propt ze haar scooter er tussen en loopt naar de ingang. Hopelijk wordt ze met haar blonde haar toegelaten, ze is natuurlijk totaal niet gekleed op een avondje dansen. Een van de uitsmijters bekijkt haar met een argwanende blik van top tot teen en net als ze zich wil omdraaien om de eer aan zichzelf te houden, doet hij de deur voor haar open. Nieuwsgierig loopt ze de broeierige ruimte binnen. Het is behoorlijk donker en met enige regelmaat wordt de ruimte verlicht door de laserlichten die worden afgevuurd op de dansvloer waar een zwetende massa losgaat op heftige dance muziek. Het is lang geleden dat zij in een club is geweest en ze gunt zichzelf de tijd om even te acclimatiseren. Plotseling voelt ze een arm om zich heen.

            ‘Hi darling! Want something to drink?’ Ze voelt zweet op haar armen en schouders van de man die aan zijn accent te horen Australisch is, en schudt zich los.

            ‘No thanks!’ Snel wringt ze zich verder door de mensenmassa en spot even verderop de wc’s. Opgelucht duikt ze het gangetje in waar het bordje naar wees en ziet een deur met een graffiti afbeelding van een schaars geklede vrouw. Binnen is het zo mogelijk nog warmer dan in de club en de penetrante urinegeur vermengd met chloor maakt haar misselijk. Snel gooit ze wat water in haar gezicht en op haar polsen. Wat ging ze hier nou eigenlijk doen? Ze had niet gedacht de club zo snel te vinden, laat staan binnen te komen. Wat moet ze nou? Ze heeft die mannen van de pick-up truck niet eens goed gezien. Oh fuck! Ze had natuurlijk moeten checken of die auto hier wel geparkeerd stond! Hoofdschuddend staart ze naar haar spiegelbeeld in de gebutste spiegel. Dan doet ze vastberaden de deur open en loopt rechts verder het gangetje in. Ze is hier nou toch, dus dan moet ze ook maar op onderzoek uit. De club is immers haar enige aanknopingspunt. De volgende deur met opnieuw een graffiti afbeelding leidt naar de mannen wc en de saloondeurtjes links geven toegang tot de keuken. Voorzichtig loopt ze door langs een ruimte zonder deur die kennelijk voor de opslag wordt gebruikt. Ze huivert ondanks de hitte. Het is er donker en zo te zien erg smerig. Ze aarzelt even. Moet ze hier gaan kijken? Met tegenzin zet ze een voet naar binnen. Haar ogen moeten wennen aan het donker en als ze eindelijk de contouren van lange planken volgestapeld met van alles en nog wat ontwaart, schieten er kakkerlakken voor haar voeten langs. Ze gilt en springt de gang weer op. Lukraak trekt ze een deur aan het eind van het gangetje open en voor ze het weet staat ze op een soort binnenplaats, afgesloten met een hoog hek van metalen gaas. En voor de tweede keer schrikt zich rot als een felle lamp boven haar plotseling aangaat. Behoedzaam kijkt ze rond of er iemand is, maar de binnenplaats lijkt volkomen verlaten en ze beseft dat een bewegingsdetector de lamp moet hebben geactiveerd. Opgelucht loopt ze verder en ziet links een deur waarachter het parkeerterrein zich uitstrekt. Her en der staan opgestapelde kratten en rechts in de hoek staat een aanhangwagen met een lekke band. Even verderop staat een kleiner gebouw waar ze naartoe sluipt. De toegangsdeur is deels van glas en terwijl ze naar binnen probeert te kijken, voelt ze een hand op haar mond en een sterke arm om haar middel. Ze probeert tevergeefs te schreeuwen en trapt hard om zich heen. Er trekt een scherpe pijn door haar linkervoet als ze de muur van het gebouw raakt. Haar belager trekt haar naar binnen en duwt haar hardhandig een schemerige ruimte in waar ze op de grond belandt. Achter haar draait iemand de deur op slot. Even blijft ze verdwaasd liggen.

            ‘Inkie?’

Langzaam gaat ze rechtop zitten en ziet in het licht van een klein peertje aan het plafond Betty zitten.

            ‘Hè? Betty?’

            ‘Ja. Maar hoe kom jij hier in godsnaam?’

Ingrid wrijft over haar pijnlijke voet en kijkt om zich heen. De ruimte heeft geen ramen en is leeg op een metalen emmer in de hoek na. Geschokt vermoedt ze dat Betty hier haar behoefte in zal moeten doen. En zij nu dus ook.

            ‘Wat is dit?’ De ergste schok te boven is ze nu vooral boos.

Betty reageert met een diepe zucht.

‘Godsamme! Ik zit hier nu door jou vast en ik heb geen idee waarom! Ga me niet vertellen dat jij hier niet meer van weet!’

            ‘Had je er dan ook niet mee bemoeid!’

            ‘Ja, jezus, nou wordt ie mooi! Ik maakte me zorgen om je! Maar nu heb ik daar spijt van ja. Inderdaad. Ik wou dat ik je nooit had ontmoet!’

De hitte in de kale ruimte contrasteert met de ijzige stilte die is ontstaan. Ingrid kookt inmiddels van woede maar weet niet meer wat ze moet zeggen. Hoe heeft ze Betty zo verkeerd kunnen inschatten? Maar eigenlijk is ze bovenal boos op zichzelf. Haar zoveelste domme impulsieve actie. Opeens klinkt er gesnik. Verbaasd kijkt ze op.

            ‘Het spijt me Inkie. Ik heb het verkloot.’ Betty haalt hard haar neus op.

            ‘Wat dan?’

            ‘Ik zei toch dat ik ben gevlucht voor mijn ex?’

            ‘Ja, uit Bangkok.’

            ‘Ja. Maar omdat ik nog geld van hem te goed had, heb ik een deel van zijn pillenvoorraad meegenomen.’

En omdat Ingrid afkeurend begint te kreunen gaat ze verontschuldigend verder. ‘Ik moet toch ergens van leven?’

            ‘En jij dacht dat ze je hier niet zouden vinden? Oh mijn god wat dom.’

            ‘Ja, dat snap ik nu ook wel. Ik wist ook helemaal niet hoe ik die pillen hier moest verkopen. In Bangkok hadden we altijd een vaste klantenkring.’

            Vol ongeloof schudt Ingrid haar hoofd. Ze vindt zichzelf naïef en impulsief, maar haar gedrag valt in het niet bij dat van Betty. Hoe stom kun je zijn.

Plotseling klinkt er een zacht gezoem uit haar tas die ze om heeft. Ze kan zichzelf wel voor het hoofd slaan. Haar telefoon! En net als ze wil gaan bellen zwaait de deur open. Een stevige man gekleed in zwarte pantalon en overhemd en met een donkere zonnebril grist haar telefoon uit haar hand en trek de tas over haar hoofd. En even plotseling als hij er was, is hij ook weer verdwenen. 

 

Ze moet zijn weggedommeld want ze schrikt op van voetstappen op de gang. De deur wordt opengerukt en een kleine kale man die een strakke spijkerbroek draagt en een overhemd dat tot zijn navel open hangt, loopt naar binnen.

            ‘Where is it?’

Betty krimpt in elkaar en zegt niets. Ingrid fronst haar wenkbrauwen. Waar is wat? Wie is die man?

            ‘You better tell me Betty.’ De man loopt dreigend op haar af. Ze schudt haar hoofd en met haar handen weert ze hem af.

            ‘No, Peter, no!’ De klap raakt haar vol in het gezicht. Een harde trap tegen de zijkant van haar lichaam volgt. Betty begint te schreeuwen en probeert op te staan. Maar Peter is kennelijk net pas begonnen want hij gaat vol in de aanval. Geschokt volgt Ingrid het eenzijdige gevecht en voor ze het weet staat ze op en springt de man op zijn rug. Met haar rechterarm probeert ze zijn keel dicht te duwen, maar nog geen seconde later schudt hij haar hardhandig van zich af. Voor de twee keer in korte tijd komt ze hard op de smerige vloer terecht. Inmiddels is de in het zwart geklede man ook in de ruimte en houdt Betty in een soort wurggreep. Ze bloedt aan de rechterkant van haar gezicht.

            ‘So, you made friends my dear?’ Zijn kakkineuze Britse accent detoneert met zijn ordinaire uiterlijk vindt Ingrid. Wat een creep. Argwanend kijkt ze hoe hij langzaam op haar af loopt. ‘This is what we’ll do, love. You tell me where it is, and me and your friend here, will get it.’

            ‘Please leave us alone Peter.’

            ‘Not an option babe. Tell me where it is and your friend will live. And maybe you too.’

Inmiddels staat Peter bij Ingrid. Plotseling trekt hij haar hardhandig overeind en duwt zijn neus tegen de hare. Zijn adem stinkt naar drank vermengd met knoflook en doet haar bijna kokhalzen.

            ‘Tell Betty to be nice. Or else.’

Ingrid wil niet weten wat dat ‘else’ gaat zijn. Het interesseert haar niet wat Betty wil. Zij wil hier zo snel mogelijk weg.

            ‘Betty, in godsnaam! Ik weet niet waar dit om gaat maar geef hem wat ie wil! Hij vermoordt ons!’

Peter laat haar los en loopt langzaam naar Betty.

            ‘I think you should listen to your friend Betty.’

Even is het stil. Dan zegt ze zacht:

            ‘Locker one hundred and thirteen, Nathon Town.’

 

~

 

Nerveus kijkt Ingrid naar buiten of ze om hulp kan seinen, maar het tankstation ligt er verlaten bij. Het dashboardkastje blijkt leeg, en ook op de achterbank ligt niets waar ze wat aan heeft. Snel werpt ze een blik onder de stoelen en spot een wit papiertje. Het blijkt een bon van pizza delivery ‘Celli’s’. Het afleveradres in Tambon Mae Nam zegt haar niets maar misschien heeft het met Peter en zijn vrienden te maken en daarom propt ze de bon snel in haar broekzak. Geen moment te vroeg want meteen zwaaien de deuren aan beide kanten open en terwijl Peter een sigaret op steekt uit zijn zojuist aangeschafte pakje, scheuren ze het terrein weer af. Opgepropt op de voorbank tussen hem en de in het zwart geklede man die Lawan blijkt te heten, denkt ze koortsachtig na wat ze in godsnaam kan doen. Het lijkt niet erg waarschijnlijk dat zij en Betty gewoon weer losgelaten worden nadat de buit is opgehaald. Misschien heeft ze teveel films gekeken, maar ze vreest inmiddels het ergste. De paniek slaat nu hard toe en ze merkt dat ze haar handen niet meer kan stilhouden. Ook ademhalen gaat moeizaam en het lijkt alsof er iets enorm zwaars op haar borst drukt. Ze dwingt zichzelf zo rustig mogelijk diep in en uit te ademen en te focussen op de weg. De pick-up rijdt op hoge snelheid in de richting van de hoofdweg die via het noorden van het eiland uiteindelijk naar Nathon Town leidt. Ingrid beseft dat als ze iets zou willen doen, nu het moment daar is, want eenmaal op de 4169 weet ze de weg niet meer. Verderop in de straat ziet ze aan de rechterkant verlichte eetkraampjes die de aanwezigheid van de Si Khao Night Market aankondigen en meteen schiet er een soort van roekeloos plan door haar hoofd en ze zet zich schrap. Het is nu of nooit meer. De paar seconden die het nog duurt voor ze bij de markt zijn, lijken uren te duren en in haar hoofd telt ze af. Drie, twee… en met alle kracht die ze in zich heeft trekt ze het stuur hard naar zich toe. Volkomen verrast probeert Lawan de pick-up nog te corrigeren, maar het is al te laat. De grote auto boort zich in de marktkraampjes en iedereen springt in paniek aan de kant. Ingrid probeert zich zo goed mogelijk vast te houden en bidt dat ze niemand raken. Plotseling klappen ze op een betonnen paal die uit het niets lijkt te zijn verschenen en even gaat bij Ingrid het licht uit als ze, net als haar ontvoerders, met haar hoofd tegen de voorruit klapt. Al snel komt ze weer bij haar positieven, maar Peter is sneller en net als hij haar scheldend een harde klap wil verkopen, worden beide portiers opengerukt. Zowel Lawan als Peter worden hardhandig uit de truck getrokken door een woedende menigte. Even blijft Ingrid versuft zitten, niet meteen in staat te verwerken wat ze heeft aangericht. Dan komt het besef binnen dat dit haar kans is en ze sluipt voorzichtig aan de bestuurderskant naar buiten. Lawan krijgt rake klappen en probeert deze zelf ook uit te delen. In de chaos blijkt het een koud kunstje voor Ingrid om weg te sneaken richting de straat waar ze zojuist nog op reden. En terwijl ze begint te rennen klinken er in de verte sirenes.       

 

~

 

Gulzig drinkt ze het glas water leeg en onderwijl slaat ze Carolyne gade die met de politie belt. Laat ze haar in godsnaam wel serieus nemen. Misschien helpt het dat Carolyne een beetje Thais spreekt en hier al twintig jaar woont. De stress giert nog steeds onafgebroken door haar lijf maar ze is dankbaar dat ze bij haar baas terecht kon. Zoveel mensen kent ze nog niet op het eiland en Carolyne woont gelukkig niet ver van de night market. Carolyne hangt op en komt tegenover haar zitten aan de kleine keukentafel.

            ‘They are going to check De Ja Voo and I’m sure they will find her, don’t worry.’

Ingrid knikt. Ze was doorweekt van het zweet toen ze aan was komen rennen bij Carolyne die een boek zat te lezen op haar kleine veranda en komt eindelijk weer een beetje bij zinnen.

‘You want some more?’

Ingrid knikt opnieuw en geeft haar glas aan Carolyne die naar de koelkast loopt om de waterfles te pakken.

            ‘And the safe and the address on the receipt of the pizza delivery?’ vraagt ze dan. ‘Are they going there too?’

            ‘Yes, probably.’ Carolyne schenkt het glas vol en geeft het aan Ingrid. Natuurlijk heeft Betty prioriteit, maar ze hoopt vurig dat die gasten ook voor de drugshandel gepakt worden.

 

~

 

Het geluid van een mobiele telefoon doet haar opschrikken. Ze moet zijn ingedut op de bank in de woonkamer. Ze hoort Carolyne opnemen en gaat meteen rechtop zitten. Met gebalde vuisten wacht ze ongeduldig tot het gesprek is geëindigd.

            ‘And?’

            ‘They have found her and will bring her to the hospital for a check-up. Wanna go there? I am passed my sleep, so no problem.’

 

~

 

De sterrenhemel is prachtig. Ze liggen naast elkaar op een ligbed aan het zwembad dat bij Ingrids appartementsgebouw hoort. Betty’s gezicht is gezwollen en haar armen en benen zitten onder de blauwe plekken en een paar grote pleisters, maar ze zijn het erover eens dat het veel slechter had kunnen aflopen. Betty heeft al zo vaak gezegd dat Ingrid haar held is dat die heeft besloten haar te vergeven. Ze neemt een slok van haar Chang biertje en zegt bedachtzaam:

            ‘Zeg Inkie, wat zou jij doen als je heel veel geld zou hebben?’

Ingrid lacht.

            ‘Wereldreis. Australië, Azië, Zuid Amerika, lijkt me fantastisch. Maar helaas, dat gaat hem niet worden. Als jij nou gewoon een ander kluisnummer had opgegeven…’

Verontwaardigd probeert Betty overeind te komen en Ingrid voegt er gehaast aan toe:

‘Geintje joh! Je weet toch dat ik niks met drugs te maken wil hebben!’

Betty laat zich voorzichtig weer zakken, haar gezicht verraadt dat de pijnstillers niet alle pijn verdoven.

            ‘Nou, ik anders ook niet meer.’

Zwijgend staren ze weer naar de sterrenhemel. Afgezien van het geluid van een enkele scooter in de verte is het helemaal stil. Plotseling wordt de stilte ruw doorbroken door een pushbericht van Thai PBS news. Ingrid kan haar nieuwsgierigheid niet weerstaan en pakt haar telefoon die ze goddank heeft teruggekregen van de politie. Meteen begint ze triomfantelijk te lachen.

            ‘Grootste drugsvangst in tijden, in een villa in Tambon Mae Nam! In totaal zijn al zes mensen gearresteerd, vijf Thai en een Brit. Nou dan hadden ze daar vast nog wat meer liggen dan jouw voorraad.’

Betty sluit haar ogen en zucht diep. Ze zegt niets.

‘Je bent van hem af!’

Dan komt Betty langzaam overeind en geeft Ingrid zo goed en kwaad als het gaat een knuffel.

            ‘Dankzij jou Inkie’, zegt ze zacht.

            ‘Ja, ja, dat weet ik nou wel.’ Ingrid duwt haar langzaam van zich af en neemt een slok. Ze voelt zich opgelucht. Precies zoals toen ze aankwam op dit eiland.

            ‘Ing?’

            ‘Ja?’

            ‘Je moet even naar je badkamer gaan. Op het plankje onder de wasbak staat een zeepdoosje. Achter de handdoeken. Wil je dat even halen?’

Ingrid fronst haar wenkbrauwen. Wat is dit nu weer?

‘Ga nou maar!’

Ze staat op en loopt het gebouw binnen, een beetje wiebelig van de biertjes en draait haar deur van het slot. Ze heeft helemaal geen zeepbakje. Nieuwsgierig gaat ze haar badkamer binnen en doet het licht aan. Ze voelt achter de stapel handdoeken en stuit op een bakje van kunststof. Haar nieuwsgierigheid bedwingend loopt ze ermee terug naar Betty. Als ze weer op de ligstoel zit, geeft ze het bakje aan haar vriendin.

            ‘Klaar voor? zegt Betty.

Ingrid knikt.

Betty haalt het deksel eraf en ruikt even aan het zeepje dat er in ligt. Dan legt ze het zeepje naast zich neer en toont het bakje aan Ingrid. Die haalt haar schouders op want ze ziet alleen een wolk watten. Voorzichtig begint Betty aan de watten te plukken totdat er een wit stoffen zakje uit tevoorschijn komt. Ze opent het zakje en strooit de inhoud in het kommetje van haar hand. De steentjes fonkelen in het licht van de sterren.

            ‘Nou, Ing, waar wil je het eerste naar toe?’

 

~~~