Uit de recensies van Ondermijnd: "Spanning van eigen bodem", "Geloofwaardige thriller", "Realistisch en spannend"

Meesterlijk verraad

 

‘Hé gap, zit je weer lekker zinloos in je boeken? Je komt er nooit meer uit, dat weet je toch?

Ramzi kijkt Ahmed na die met sloffende tred de bibliotheekruimte verlaat. Sukkel. Laat iedereen dat maar denken. Laat iedereen er maar op rekenen dat hij zich hier bij neerlegt. Dat hij zwak is geworden, gebroken door al die jaren achter tralies. Zijn tijd komt snel genoeg. Voor nu is geduld hebben de beste tactiek. En alert zijn. Ogen en oren in zijn rug. Ramzi kijkt om zich heen en slaat dan een bladzijde om in zijn boek ‘Financieel management in de praktijk’ en begint geconcentreerd te lezen.

 

Ondanks de grijze sombere lucht en de miezerende regen gaat een zestal mannen te keer op het kleine betonnen basketbalveldje. Een witte man en vijf zwarte. Ze schreeuwen en gebaren wild opdrachten naar elkaar. Hun adem stoomt in wolkjes naar buiten. Ramzi hangt tegen de muur van het recreatiegebouw en houdt alles en iedereen nauwlettend in de gaten. Naast hem staan Mo en Rachid te roken. Ramzi hoort dat ze discussiëren maar luistert niet. Het zijn al sinds kindertijd zijn vrienden, maar hun verschillende perspectieven dreef een wig tussen hen. Mo mag al een tijd op weekendverlof en Rachid gaat volgende maand naar een open instelling. Re-integratie. Natuurlijk alleen weggelegd voor de tijdelijk gestraften. Aan de overkant ontwaart hij de tegenpartij. Althans een van zijn vijanden. Murat, Moksi voor intimi. Vanwege zijn liefde voor de Surinaamse keuken. Vanzelfsprekend rekent hij zichzelf niet tot Moksi’s inner circle. Het respect dat hij aanvankelijk nog wel had voor de keiharde drugsbaas smolt als een ijsklontje op een hete motorkap toen hij een man op man gevecht resoluut uit de weg was gegaan. Moksi’s schoothond Kale Willem had het mogen opknappen. Hij was zo kwaad geweest door die laffe daad dat hij Willem helemaal verrot had geschopt. Voor Moksi is hij niet bang. Helaas geldt dat niet voor de andere vijanden die hier binnen of buiten rondlopen. En voor de zoveelste keer probeert hij zich voor te stellen uit welke hoek hij een aanval moet verwachten. Van wie??

 

‘Ik zou het sowieso proberen Ramzi. Ik kan zo al een paar punten verzinnen waarvan we kunnen aanvoeren dat het Hof die niet goed heeft beargumenteerd. En de inzet van die kroongetuige is in elk geval een mooi punt om de Hoge Raad over te laten buigen’. Ramzi staart langs zijn advocaat naar de kale muur van de spreekkamer. Hij zucht.

‘Man, ik ben zo klaar met die processen. Het heeft toch geen zin. Kan ik weer dagenlang met jou door dat dossier. Ik ken het godverdomme uit mijn hoofd. Vijftienduizend pagina’s. Ben net met die studie begonnen. Eindelijk eens wat anders.’

‘Ja, dat begrijp ik wel. Maar je moet toch alles hebben geprobeerd? En je hoeft niet meer helemaal door het dossier. Cassatie is heel juridisch technisch. Daar heb ik jouw input niet voor nodig.’ Mr. Nordman vouwt zijn armen voor zijn borst en leunt naar achter.

‘Oh, lekker dan. Heb ik helemaal geen idee meer van wat je aan het doen bent.’

‘Jezus man! Je vertrouwt me toch wel? Ik laat je toch altijd zien wat ik er van gemaakt heb, voordat ik het inlever.’

‘Ja man, ik vertrouw je heus wel. Je bent zo ongeveer nog de enige die ik vertrouw. Al die mongolen hier. Mo loop alweer buiten rond en sindsdien kijkt hij me niet meer recht in mijn gezicht aan. Hij heeft geld nodig, weet ik veel wat hij daarvoor wil doen. Mijn oudste mattie, maar ik vertrouw hem niet meer.’

‘Wil je dat ik probeer je te laten overplaatsen?’

‘Nee man. Het is toch overal hetzelfde. Ik zit goed hier.’

‘Maar je hebt nu al meer dan een jaar geen incidenten gehad. En er zijn andere PI’s waar ze een zwaarder regime hebben. Meer veiligheid voor jou. Een collega van mij is het laatst gelukt, ook met een levenslange gast.’ 

‘Ik zeg toch ‘nee’!’

Mr. Nordman trekt zijn wenkbrauwen op en heft zijn armen in de lucht.

‘Oké, wat jij wil.’

 

De rust in de warme ruimte doet hem goed. Het staccato draaien van de machines heeft zoals altijd een rustgevend effect. Even geen gezeik aan zijn kop. Terwijl hij verder gaat met het vouwen van grote witte lakens dwalen zijn gedachten af naar het gesprek met zijn advocaat. Cassatie. Het heeft geen zin, maar hij doet maar. Het is ook de laatste keer dat Nord geld aan hem kan verdienen. Ramzi glimlacht bitter. Nee, daarmee doet hij hem te kort. Het is echt een goede advocaat en hij heeft alles uit de kast getrokken. Maar kansloos. Dat was tijdens de behandeling van de zaak door de rechtbank al duidelijk. En meteen was het plan in zijn hoofd ontstaan. Hij wil en kan zich hier niet bij neerleggen. En zo langzamerhand begint het er op te lijken dat dat ook niet hoeft. Hij heeft altijd een kort lontje gehad en daar eigenlijk ook altijd naar gehandeld. En hoewel het hem de grootste moeite kost is hij geduldig. Probeert hij soms zelfs te mediteren. Hij vond het aanvankelijk niks dat die chick laatst langs kwam om hen kennis te laten met mindfulness. Maar ’s avonds in zijn cel kon hij het niet laten het toch te proberen. En het heeft geholpen. Eerlijk is eerlijk. Plotseling klinkt er een harde piep. Een van de drogers is klaar. Hij trekt de deur open, tilt de inhoud eruit en gooit die op de stapel schone lakens.

 

 ‘Het is echt niet goed Ram!’ Aysa kijkt hem met grote ogen aan en schudt langzaam haar hoofd.

‘Wat moeten die Turken!?!’ Ramzi staat zo abrupt op dat zijn stoel omvalt. Het trekt de aandacht van bewaarder die tegen een muur leunt. Ramzi vervolgt zijn tirade in een woedende fluistertoon. ‘Het is klaar. Zij begonnen, wij hebben het afgemaakt. Klaar! Fucking klaar!’ Hij balt zijn vuist in de lucht.

Aysa slaat haar ogen neer. Haar handen in haar schoot wringen in elkaar. En na een gebiedende blik van de bewaarder pakt Ramzi zijn stoel op en gaat weer zitten.

‘Zeg me van wie je het weet! Praat tegen je broer!’ Aysa schudt opnieuw haar hoofd maar dit maal krachtig.

‘Wat denk je nou? Als ik het zeg, is dat weer een doodvonnis! Ik doe het niet Ramzi!’

Bam! Door de klap van Ramzi’s vuist valt een plastic bekertje dat op tafel staat om. Een laagje koffie loopt er langzaam uit. Binnen een paar seconden staat de bewaarder naast hun tafel.

 

‘Ram, ik weet het echt niet! Aysa heeft ook niks tegen mij gezegd. Ze heeft een paar Turkse vriendinnen. Weet ik veel. Misschien hebben die wel gekletst. Maakt niet uit. Je moet uitkijken man! Serieus!’

Ramzi staat met zijn rug tegen de muur zodat hij zicht heeft op de hele gang en iedereen die komt en gaat. Hij drukt de hoorn zo hard tegen zijn oor dat het pijn doet.

‘Broertje, jij moet het uitzoeken. Ik moet het weten!’

‘Is goed man, dat doe ik toch!’ Beide mannen zwijgen even. Dan zegt Ramzi:

‘Maar met die nieuwe dinges gaat het goed toch?’

‘Ja, dat gaat goed man. Niets te klagen bro.’

 

Zijn armen liggen gevouwen onder zijn hoofd. Met nietsziende ogen staart Ramzi naar het plafond. Dus de nieuwe lijn gaat goed. Toch voelt het niet goed dat hij zich er niet mee kan bemoeien. Althans niet echt. Hij moet erbij zijn. Risico’s inschatten. De concurrentie gaat zich echt nog wel laten zien, daar is hij niet bang voor. Drie weken had Othman gezegd. Dan moet het gebeuren en kàn het gebeuren. Drie weken ogen in zijn achterhoofd om zijn voormalige vrienden in de gaten te houden. Dat is te doen. Maar daar is godverdomme toch wel een probleempje bijgekomen. Heeft Kerem hier mensen? Hij kan zichzelf wel voor zijn eigen kop schieten dat hij daar niet op heeft gelet. Hij is toch niet zo ver gekomen door naïef te zijn. Die kutturken! Met een ruk gaat hij overeind zitten. Natuurlijk laten die het er niet bij zitten. Wat een onbetrouwbare honden. Eerst die ripdeal en nu weer dit. Ramzi staat op en ijsbeert door de kleine ruimte. Zijn nieuwe hobby denkt hij en glimlacht wrang. Oké, ze hadden Selim gepakt, Kerems jongere broer, maar zij twee van zijn beste mensen. Zijn beste vrienden! Het is klaar! Ze staan quitte! Hij laat zijn familie al vakkundig beveiligen. Maar nu is hij dus zelf aan de beurt. De stomp laat een deuk achter in de smalle kast.

 

In de weerspiegeling van een ruit ziet hij Delano binnen komen. De ruimte is verder leeg. Onwillekeurig pakt hij de dumbbell waarmee hij zijn triceps aan het trainen was, steviger vast.

‘Hé Ramzi! Lekker bezig man!’ Nonchalant pakt Delano een metalen halterstang van een rek tegen de muur en loopt in de richting van Ramzi. Achter hem blokkeren Adri en Ricardo Ramzi’s zicht op de bewaarder die achterin de zaal zit. ‘Lekker hoor, met al je vrienden.’ Delano grinnikt om zijn eigen grap. Zijn vrienden lachen luidruchtig mee. Ramzi blijft onbewogen op zijn bankje zitten maar volgt elke beweging van de forse kamper nauwlettend. Als Delano voor hem staat, het uiteinde van de stang losjes in zijn hand kloppend, komt Ramzi langzaam overeind. Even bevriest het moment als de mannen elkaar dreigend in de ogen staren. Maar ondanks zijn opperste concentratie kan Ramzi de stang die Delano met kracht door de lucht zwaait niet helemaal ontwijken. De dumbbell valt op de grond terwijl hij naar de zijkant van zijn linkerschouder grijpt waar de pijn als een handgranaat is ingeslagen. Het volgende moment haalt hij uit en raakt de lachende Delano tegen zijn linkerslaap. Het is meer kwestie van geluk dan een gerichte stoot, maar Delano valt tegen de muur. En terwijl Ramzi uit zijn ooghoek ziet dat de bewaarder schreeuwend op hen afstormt en Delano’s meelopers ruw aan de kant duwt, herpakt Delano zich met moeite en zwaait opnieuw de stang in de richting van Ramzi die dit keer op tijd opzij beweegt.

‘Kankermongool! Je denkt toch niet dat Kerem je vergeet! Mafkees!’ Delano probeert de stang met kracht richting Ramzi te gooien maar de bewaarder is net op tijd om dat te voorkomen. En terwijl Delano het gevecht verder aangaat met de bewaarder, loopt Ramzi uiterlijk onbewogen de ruimte uit, nagestaard door Adri en Ricardo.

 

Voor zover het mogelijk is in de drukke kantine heeft Ramzi zich afgezonderd in een hoek van de ongezellige wit met grijs geverfde ruimte. Dat de helft van de twee rijen tl-balken uitstaat doet ook al niets voor de sfeer. Ramzi heeft er geen oog voor. Hij prijst zichzelf gelukkig dat hij rechtshandig is en schuift werktuigelijk de dagelijkse warme prak naar binnen. Zijn linkerarm ligt rustend in zijn schoot maar de paracetamol lijkt de strijd definitief te hebben verloren van de op hol geslagen klopgeest in zijn schouder. En terwijl hij een volgende hap naar binnen schuift, slaan er twee donkere handen voor hem op tafel.

‘Wat dacht jij klootzak!? Ik neem Bos en Lommer effe over? What the fuck Ramzi!’ Twee donkerbruine ogen kijken hem woedend aan.

‘Ga effe rustig ritten Moks.’ Ramzi neemt een laatste hap. ‘Waar heb je het over?’

‘Niks zitten. En jij weet heel goed waar ik het over heb. West wordt een beetje te klein voor jou en mij! Ik waarschuw je vriend!’ En terwijl hij wegloopt maakt Moksi een snijdend gebaar langs zijn keel. Ramzi leegt zijn glas met water en loopt met het serviesblad onhandig in zijn rechterhand naar de afruimband, onderwijl zowel boze als nieuwsgierige blikken ontwijkend. Dat Moksi daar ook dealt wist hij natuurlijk. Maar BoLo is zeker niet zijn belangrijkste wijk. Bovendien zijn er gevaarlijker vijanden. Toch zit hem dit niet lekker.

 

‘Als het zover is, hoor je precies wat je moet doen. Othman is al ver man. Ik denk je er over 10 dagen al uit bent.’ Ramzi kijkt zijn beste vriend bedachtzaam aan.

‘Dus jij hebt er vertrouwen in?’

‘Ja, het komt echt goed. Ik ga voor je regelen waar je naartoe kan als je buiten bent.’ Michael praat zacht en kijkt continue om zich heen.’

‘Doe nou maar rustig. Dit horen ze toch niet. En wat heb jij gehoord van die Turken?’ Michael knikt en schudt dan zijn hoofd.

‘Dat zit niet goed, Ram. Daarom is Othman ook zo hard aan het werk. Je moet hier weg!’ Ramzi krijgt een verbeten trek om zijn mond. Even sluit hij zijn ogen. Michael staart hem aan en zegt niets. Als Ramzi zijn ogen opent spreekt hij langzaam en bedachtzaam:

‘Ik accepteer dit niet en ik ga niet zitten wachten als een bang schaap.’

‘Wat wil je dat we doen?’

‘Kerem. Hij is te ver gegaan.’

 

Zoals zo vaak is de bibliotheek leeg. Ramzi zit aan een tafel die zicht geeft op de ingang en staart naar zijn studieboek. Hij ziet de letters niet, laat staan dat er woorden binnenkomen in zijn brein. Zijn concentratie is verdwenen sinds Michaels bezoek. Die klote Turken. Hij is er van overtuigd de juiste beslissing te hebben genomen, maar toch. Het is gevaarlijk spel zolang hij hier nog zit en zijn familie buiten. Maar hij weet zeker dat de Turken een tijd stuurloos zullen zijn zonder hun baas. En die tijd heeft hij nodig.

Hij wrijft over de pijnlijke knokkels van zijn rechterhand. Ze gloeien nog na van de klap tegen de muur naast de telefoon. Hoe kan dit? Kerem leeft! Die tyfuslijder is kennelijk niet kapot te krijgen. Vijf kogels in zijn lijf. Godverdomme! En iemand anders in dat Turkse restaurant is wel dood! Een onschuldige omstander, zoals ze dat altijd zo mooi zeggen op tv. Kan gebeuren maar nu was het ook nog voor niks! Volgende week komen ze hem halen, daar was Michael heel zeker van. Als het dan maar niet te laat is.

 

‘Nou meneer Tahiri, u zult begrijpen dat wij een paar vragen voor u hebben?’

‘Nee, heren, ik heb werkelijk geen idee.’ Ramzi vouwt zijn armen onder zijn achterhoofd en leunt naar achteren.

‘Ze hebben geprobeerd Kerem om te leggen maar dat wist u waarschijnlijk al.’

‘Ik heb zoiets gehoord ja.’

De jongste rechercheur zet de dicteerfunctie van zijn iPhone aan en legt het toestel tussen hen in.

‘Ben ik verdachte of zo?’ zegt Ramzi wijzend naar de telefoon.

‘Nee, u bent geen verdachte. Anders hadden we uw advocaat toch wel gebeld.’ De oudere rechercheur steunt met zijn ellebogen op tafel en vouwt zijn handen in elkaar.

‘Ramzi, wees verstandig. Zeg wat je weet. Je staat op een lijst. Als jij ons helpt, helpen we jou.’

‘Wat voor lijst? Wie?’ Ramzi ademt zwaar in en uit.

‘We weten nog niet precies uit welke hoek het komt. Als je praat, kunnen we erachter komen. Maar jij gaat morgen in elk geval naar Vught.’ Ramzi staat met een ruk op.

‘Ik ga godverdomme helemaal nergens heen! What the fuck! Ik kan prima voor mezelf zorgen!’ Hij snauwt de woorden in de richting van de rechercheurs en laat ze vergezellen door speeksel dat door de lucht vliegt.

‘De overheid kan zich geen moordpartijen veroorloven in de P.I.’s. Jammer voor je. Maar nogmaals, het is voor je eigen veiligheid.’ De oudste rechercheur blijft stoïcijns aan tafel zitten en kijkt Ramzi onbewogen aan.

‘Ik zet mijn advocaat er op. En nu wil ik naar mijn cel. Flikker maar op.’ 

 

Zijn brein is een kolkende massa. Hij is niet in staat helder na te denken. Hij huilt en hij schreeuwt. Het stuurwiel lijdt ernstig onder de stompen die het te verwerken krijgt. Hij trapt het gaspedaal verder in. Het is alsof hij zwaar bezopen is. Met een ruk aan zijn stuur ontwijkt hij een auto die van rechts optrekt. ‘Godverdomme, wegwezen!’ Dit gaat zo niet. Hij moet stoppen. Rustig worden. Denk na, René. Wat ga je doen? Wat kun je doen?

Langzaam zet hij de auto aan de kant, de knipperlichten aan. De liefde van zijn leven. Kapotgeschoten door een paar van die opgeschoten kutmocro’s. En hij weet heel goed in wiens opdracht. Dat kan er maar een zijn. Ramzi! Klootzak. Hij is nu echt te ver gegaan. Hij moet gestopt. Het maakt hem niet uit wat de consequenties gaan zijn. Het is klaar!!

 

‘Toevallig man! ik wilde je net gaan vragen of je wilde komen’. Ze willen me overplaatsen, maar dat wil ik niet.’ Ramzi schudt de hand van zijn raadsman. Nordman gaat zwijgend tegenover hem zitten. Hij frunnikt nerveus aan de sluiting van zijn aktetas. Ramzi heeft er geen oog voor.

‘Godverdomme Nord! Je moet het tegenhouden!’ Hij staat op en ijsbeert door de kleine spreekkamer. De ruimte is steriel wit, zoals het grootste gedeelte van de inrichting. Naast de toegangsdeur bevindt zich een groot raam zodat de bewaarders goed zicht hebben op wat er zich afspeelt in de kamer. De dienstdoende bewaarder kijkt met enige regelmaat op, maar zijn belangstelling gaat voornamelijk uit naar zijn telefoon. Nordman hoort onbewogen het geraas en getier van zijn cliënt aan. Hij is gewend aan diens uitbarstingen.

‘Zeg eens wat man! Wat ga je doen? Je gaat het toch regelen of wat?’ Ramzi slaat met zijn handen op tafel en beweegt zijn hoofd in de richting van dat van Nordman. De woede spat van zijn harde blik. Kwaad en gefrustreerd door het voortdurende zwijgen van zijn raadsman draait Ramzi zich met een ruk om naar het raam. Mompelend en vloekend staart hij voor zich uit naar de grote ruimte waar medegedetineerden hun familie en vrienden mogen ontmoeten. Zich onbewust wat er zich achter hem in de spreekkamer afspeelt merkt hij niet dat Nordman langzaam opstaat. Als in slow motion nadert hij Ramzi terwijl hij zorgvuldig een metalen voorwerp uit zijn aktetas tevoorschijn haalt. Ogenschijnlijk een onderdeel van de sluiting van zijn tas, waardoor de beveiliging niet werd gealarmeerd. Als Nordman achter Ramzi staat zegt hij zacht:

‘Rustig maar Ramzi, ik zorg dat je helemaal nergens heen gaat.’ Ramzi kijkt in een reflex om en voelt meteen een sterke arm om zijn borst klemmen. Hij doet zijn mond open op iets te zeggen, te schreeuwen, maar hij is te laat. Een vlijmscherp geslepen voorwerp snijdt door zijn keel en in een fractie van een seconde bedekt kolkend bloed de snee. Ramzi gorgelt en valt op de grond.

‘Voor jou Sofie, liefde van mijn leven’. Langzaam laat René Nordman zich zakken op zijn stoel en slaat met een lege blik de bewaarder gade die de spreekkamer binnen stormt.